Bij het uitwerken van de plannen voor een eigen Eefdes bier, werd een duik in de geschiedenis van Eefde genomen. De verschillende Marken waar het huidige Eefde uit is ontstaan, werden nader opgezocht, onderzocht en bekeken. Het bleek dat van een aantal Marken, nog behoorlijk wat gegevens bewaard waren gebleven.
De geschiedenis van de verschillende Marken, werd nader onder de loep genomen en een eigen “oorsprongs-verhaal” werd samengesteld. Zo had bijvoorbeeld de Marke Angeren, zijn jaarlijkse “Markerichtersdag” in en rond de aloude tol-boerderij annex herberg en logement “de Laatste Stuiver”. Dit was een herberg die reeds in de jaarboeken van deze Marke werd vermeld omstreeks 1270.
De Laatste Stuiver
Ontdekt werd dat de graven van Zutphen, enkele bierbouwers buiten de stadsgrenzen, ook gruit rechten (een soort belasting) hadden verleend. Ook aan de uitbaters destijds van de herberg / logement “de Laatste Stuiver” (momenteel aan de Rustoordlaan in Eefde) in de Marke Angeren (medio 1378; vermelding in oude Marke boeken en handelingen).
Deze herberg was een laatste veilige haven voor de reizigers die zich tussen Deventer en Zutphen op een van de weinig begaanbare wegen begaven. Als men dan ’s avonds het welbekende Poorters Klokje kort voor 22.00 uur kon horen luiden, kon men beter besluiten te blijven overnachten in dit logement, want de stadspoorten van Zutphen werden dan gesloten.
Het was een veilige en beschermde plek in de moerassige gebieden rondom Zutphen.
De vermoeide reiziger kon hier relatief veilig overnachten. De reiziger kon tevens genieten van een goede slaapplaats; een heerlijk en uitgebreid maal (bv. van een Eefdes stoofpotje van wild en bospaddenstoelen en plaatselijke kruiden) en zich laven aan een heerlijk plaatselijke gebrouwen biertje (een Markebier). Verder wist hij dat zijn paard of paarden goed verzorgd werden in de bijbehorende stallen.
Het logement en herberg, was tevens een tol-boerderij, waar voor het oversteken van de Polbeek nog tol geheven werd, van reizigers en handelslieden zoals marskramers.
De strategisch gelegen herberg, lag tegen over het “Wolsackse Velt”, waar nu de voetbalvelden van sc. Eefde zich bevinden. Het Wolsackse Velt was het trainings- en exercitie terrein van het regiment Huzaren dat Zutphen diende te beschermen tegen invallen van buitenlandse troepen (lees Spaanse overheersers).
Hun “schiete bult” is nog zichtbaar aanwezig in het bosje naast het voetbalveld. Na hun regelmatige trainingen, marcheerden de Huzaren weer terug naar hun kazerne in Zutphen. Enkele huzaren bleven dan achter met een fiks deel van hun paarden, in de stallen van logement “de Laatste Stuiver”.
U kunt zich voorstellen dat dit geen vervelende overnachtingen waren. Goed eten; heerlijk bier; geen meerderen aanwezig; goede gesprekken met marskramers en andere reizigers en lokaal vermaak van en door de plaatselijke dames (van lichte zeden…?). Er bleef vermoedelijk maar weinig soldij over. Maar schik hadden ze wel gehad!
Historische vondsten
Enige jaren geleden, werd bij een interne verbouwing van “de Laatste Stuiver”, inmiddels niet meer als herberg in gebruik, in een kelderruimte, per toeval een onbekende ruimte ontdekt, na doorbraak van een muurtje. Er werden daar enkele stenen kruikjes aangetroffen. Sommige kruikjes bleken afgesloten met een stop van hout en een soort natuurlijke gel. Direct was al wel duidelijk dat deze kruikjes een bijzondere “natte” inhoud moeten hebben gehad.
De kruikjes, gemaakt van IJsselklei uit de onmiddellijke omgeving, waren nog in uitmuntende staat. De inhoud bleek echter verdampt of verdwenen te zijn. Vermoedelijk waren de kruikjes met inhoud verborgen, door een van de voormalige herbergiers en bierbrouwers. Mogelijk om de gebruikte receptuur te beschermen tegen oneigenlijk gebruik, door bijvoorbeeld de Spaanse overheersers en belegeraars van Zutphen in en na de Middeleeuwen of de Franse overheersers nadien. Of voor het ontduiken van de opgelegde gruit belastingen die men verschuldigd was aan de graven van Zutphen.
Onderzoek door studenten van een van de Nederlandse Landbouw Universiteiten, van de aangekoekte restanten en residuen aan de binnenzijde van deze kruikjes, leverde een aantal verdwenen bestanddelen op, van enkele authentieke plaatselijke speciaal bieren.
Markebier
Door lokale hobby brouwers is met de modernste technieken en gebruik makend van deze ouderwetse en herontdekte ingrediënten, na vele pogingen getracht deze biersoorten weer na te maken of te benaderen. Na vele proef brouwsels lijkt dit te zijn gelukt.
Dit authentieke lokale bier wordt nu onder de naam “MARKEBIER” weer in geringe hoeveelheden nagemaakt. Het wordt ambachtelijk gebrouwen door voornamelijk lokale hobby-brouwers uit Eefde, met zoveel mogelijk lokale bestanddelen.
Het resultaat moeten enkele prettig drinkende Eefdese speciaal bieren gaan worden, met lokale ingrediënten als water; hop; jeneverbes en gagel. Zaken en kruiden, die destijds hier veelvuldig voorkwamen en gebruikt werden bij het samenstellen van dit ouderwetse authentieke speciaal bier.
Het heeft een eigen smaak, geur, kleur en karakter en is onderscheidend van vele andere bieren in Nederland. Daarnaast wordt het gebrouwen binnen de grenzen van het huidige Eefde, in het poortgebouw van de voormalige Detmers Kazerne.
Getracht wordt om in de toekomst minimaal vijf speciale Markebieren, weer na te gaan maken, naar oud gebruik en met oog voor deze tradities. De brouwers zijn begonnen met het reproduceren van het “Aevede Tripel”. Dit bier is naar verwachting eind 2017 gereed en reproduceerbaar.
Voor het opnieuw in de handel brengen van dit bier, is door de brouwers gekozen, voor een passend etiket met plaatselijke elementen in diverse kleurstellingen.
Deze etiketten, ontworpen door grafisch ontwerpster Ellen Bomhof (www.sjeepvormgeving.nl) uit Eefde, bevat elementen als het gestileerde poortgebouw van de Detmers Kazerne; hopbellen, de naam Markebier, het type bier en de beide jaartallen die verwijzen naar de brouwerij in “De Laatste Stuiver” (1378) en de heroprichting van de Eefdese Markebier Brouwerij (2017).
Daaronder staat een Keltisch-Romeinse (fictieve) spreuk vermeld: “Breowan Biar Aevede externam Marke”. Dit is een weergave van: “Bier wat gebrouwen wordt/is in Eefde, met de naam Marke”.
Uitleg begrippen en termen
Marken
In de Middeleeuwen en ook al daarvoor vestigden de mensen zich op de hogere dekzandgronden tussen de beekdalen. Direct in de nabijheid van de boerderij werden (gemeenschappelijke) akkers of essen aangelegd. Uit groepjes dicht bij elkaar wonende boeren zijn als bestuursvorm de Marken ontstaan. Zo ook in de Achterhoek en rondom Zutphen.
De Marke kende boerderijen met eigen grondbezit en daarnaast het gebruiksrecht van de gemeenschappelijke gronden. De boeren van de zogenaamde ‘gewaarde erven’ bestuurden gezamenlijk de Marke. Over vele zaken werd jaarlijks vergaderd in de grootste boerderij; landhuis of herberg. Dat werd vaak een hele happening, met festiviteiten, rondom de ernstige zaken. De welbekende “Larense Kermis” is nog een uitvloeisel hiervan.
Het Eefdese grondgebied bestaat niet alleen uit de Marke Aevede (Eefde), maar ook liggen de marken Angeren, Wolfeler (of Wulfare), Risselt (Rijsselt) en Eschede, op het grondgebied van het huidige Eefde.
Bij elkaar een grote lap grond, die vanaf de Eikeboomlaan bij de Zessprong tot aan de Polbeek bij Zutphen loopt. In akten of oorkonden komt de naam Evede of Eefde het eerst voor in 1294, Angeren in 1290 en het Wolfeler in 1272.
Gemeenschappelijke gronden
Gemeenschappelijke gronden – ongecultiveerde gronden – waren belangrijk in de vroegere landbouw. Boeren lieten hun vee niet alleen op privégronden grazen, maar ook op de woeste gronden. Zo konden zij voldoende beesten houden om voldoende mest te kunnen produceren voor de bouwlanden en konden de boeren voldoende plaggen steken.
De toenemende bevolking leidde ertoe dat de gemeenschappelijke gronden in gevaar kwamen; ze moesten beschermd worden tegen cultivering. In de 13e eeuw werden in Oost-Nederland marken opgericht om deze woeste gronden van een dorp te beheren en te beschermen. De volle erven sloten zich aaneen en eigenden zich de woeste gronden toe. Anderen werden uitgesloten van het vee weiden en plaggen steken, of kregen beperkte rechten in de markegronden.
Hoe de gang van zaken was binnen een Marke, is terug te lezen in de Markeboeken. In deze boeken zijn verslagen van markevergaderingen opgenomen en worden mededelingen gedaan over het beheer, onderhoud (wegen, hekken, dijken, watergang), controles op ontginning en de behandeling van verzoeken om toe te mogen treden tot de Marke. Ook was er de rekening en verantwoording van de schutter, de man die vee dat onrechtmatig gebruik maakte van de markegronden opsloot tot er betaald werd.
Voorzitter van de Marke was de Markerichter. Vaak was deze functie verbonden aan een bepaald erf, in dat geval Erfmarkerichter genoemd.
Overgenomen uit/van: H. B. DEMOED; “de MARKEN rond ZUTPHEN” (beknopte samenvatting)
Het woord Marke wordt in twee betekenissen gebruikt. 1. de Marke is het gebied waar een aantal geërfden wonen; aan hun erven zijn aandelen verbonden aan de ook binnen dat gebied gelegen gemeenschappelijke gronden en 2. wordt onder Marke verstaan de vereniging van die geërfden die zich als voornaamste doel stelt het beheer van die gemene gronden, naast de behartiging van verschillende andere plaatselijke belangen. De geërfden hebben gezamenlijk beheer en gebruik van de gemeenschappelijke gronden en zij oefenen het beheer over die gronden uit.
Gemeenschappelijke of woeste gronden.
Die gemeenschappelijke gronden waren erg belangrijk in de vroegere landbouw, ze waren de reden van ontstaan van de Markegenootschappen, ze waren ook de reden van hun lange voortbestaan. De gemeenschappelijke gronden waren de ongecultiveerde gronden: de heide, bossen, venen en broeklanden. Ze waren daarom zo belangrijk omdat ze aanvullende weidegronden voor het vee vormden. Het vee graasde voor een deel op de weilanden, die wel in privé-bezit van de boeren waren, maar die weilanden waren vaak onvoldoende in omvang.
De woeste gronden moesten het houden van voldoende vee mogelijk maken. En dat vee was weer van groot belang in verband met de mest die het moest leveren voor de bouwlanden op de es of enk. Men kan zelfs zeggen dat de hoeveelheid bouwland waarover een dorpsgemeenschap kon beschikken, direct afhankelijk was van de omvang van de woeste grond. Bovendien werd de mest vermengd met plaggen opgebracht, en die plaggen werden ook weer uit de woeste gronden gestoken.
Door toenemende bevolking in de 13de eeuw dreigde het areaal woeste grond te worden aangetast. De toen aanwezige volle erven sloten zich aaneen en eigenden zich, met uitsluiting van anderen, de rechten op die woeste gronden toe; alleen zij mochten daar vee weiden en plaggen steken. Deze erven zijn de zogenaamde gewaarde erven, de erven waarbij waardelen op de woeste gronden behoren. Nieuwkomers werden geweerd of kregen, als zij toegelaten werden, beperkte weide- en plaggenrechten in de markegronden. Zij vormen de groep van de ongewaarden of de kotters.
Dit is in het kort een samenvatting van wat bedoeld wordt met een Marke.
Voormalige gemeente Gorssel
Rondom Zutphen en met name in de voormalige gemeente Gorssel zien we dat Gorssel bestond uit de marken Epse (en Dommer), Dorth en Zuidloo, Schoolt, Almen, Harfsen, Gorssel, Eschede, Aevede (Eefde), Rijsselt, Wolfeler (of Wulfare) en Angeren.
Markeboeken
De gang van zaken in de marken vinden we weergegeven in de Markeboeken. In deze boeken zijn de verslagen van de meestal jaarlijks gehouden markevergaderingen opgenomen. In deze vergaderingen komen vrijwel uitsluitend zaken aan de orde die samenhangen met het beheer van de markegronden, wat tenslotte de belangrijkste taak van het Markegenootschap was. We vinden berichten over rondgangen die dienden om aangravingen (= ontginningen) op te sporen; behandeling van verzoeken tot vestiging in de Marke, vestiging betekende immers altijd meer gebruik van markegronden. Er waren onderhoudskwesties: wegen, hekken en dijken dienden regelmatig onderhouden te worden.
Schutter
Dan was er de rekening en verantwoording van de schutter; deze sloot vee op dat wederrechtelijk gebruik maakte van de markegronden en liet dat pas tegen betaling weer vrij. Om te weten waar men zich aan te houden had, waren er regels opgesteld: de zg. Markerechten. De oudste Markerechten dateren uit de 15de eeuw; in onze omgeving zijn de Markerechten van Dorth, Oxe en Zuidloo nog juist uit deze periode, namelijk uit 1499. De andere zijn dus van jonger datum, wel werden ze vaak overgenomen uit oudere Markeboeken die nu verloren zijn.
Vergaderingen (en bierstraffen)
De Markerechten beginnen meestal met het vastleggen van de vergaderingen. Zoals we al zagen was er een streven tenminste eenmaal per jaar te vergaderen, bijvoorbeeld Dorth (1499): op maandag na de meidag. De eigenaars van de gewaarde erven, waren verplicht ter vergadering te komen. De pachters van die erven, moesten hun heer van de te houden vergadering in kennis stellen, op straffe van een boete van een half vat bier. In de Marke Vierakker (1663) wordt de kwaliteit er gelijk bij genoemd: een half vat bier van drie gulden. Dat een dergelijke waarschuwing toch wel eens nagelaten werd, toont een optekening in Eefde in 1732 aan. Het Bornhof, dat hier veel bezit had, klaagt dat er wel eens buiten haar medeweten is vergaderd. Vanzelfsprekend stond dit de eigenaars van de erven niet aan; er konden buiten hen om besluiten genomen worden, die voor hen toch dwingend waren.
Vee
De aantallen vee die een ieder mocht weiden op de markegronden waren vastgelegd. Bijvoorbeeld voor een volgewaard erve niet meer dan acht oude ganzen, de halve en de katersteden “nae advenant” (navenant). Angeren (1615): een volgewaarde vijftig schapen, een halve waar “naer advenant”. Bij het naleven van deze regels kwamen dan ook de schutters te pas.
We treffen dan ook altijd wel een regel aan, die verbiedt het schutschot open te breken. Ook de tijdstippen waarop het vee ergens mocht weiden waren vastgelegd, bijvoorbeeld Dorth (1499): niemand zal zijn vee op de stoppels drijven vóór de laatste garf van de enk is. Dit betrof dus de stoppelweide na de oogst op de bouwlanden, zodoende een voorschrift dat gebruik van privé-gronden regelde.
Gebruik gemene gronden.
Tegen aangravingen (ontginningen) was men zeer gekant. Epse (1725): geen de minste aangravingen in de gemene velden. Deze zullen worden ingesmeten (teniet gedaan worden) en de aangravers zullen worden beboet. Met turf graven in de gemene gronden was men in deze omgeving nogal zuinig, omdat er weinig van was. Ongewaarden werden van turf graven vaak buitengesloten, turf mocht niet buiten de Marke verkocht worden.
Onderhoud.
Het onderhoud dat in de markeregels werd voorgeschreven, betrof bijvoorbeeld de hekken die moesten dienen om het vee buiten de bouwlanden te houden. In Gorssel werden hiertoe in 1594 twee groepen erven aangewezen, die ieder een dergelijk hek in onderhoud kregen. Erven langs een watergang hadden de plicht die open te houden. Langs de IJssel was de dijkplicht belangrijk. Zo schreef Gorssel in 1565 voor, dat na oproep tot dijkonderhoud de bouwlieden met paard en wagen moesten komen, de kotters met schop of spa. De boete op niet verschijnen was voor een bouwman 10 Brabantse stuivers, voor een kotter zes.
Tenslotte nog een voorschrift dat we betrekkelijk weinig aantreffen, dat nog verder gaat dan voorschriften betreffende privé-gronden en het algemene leven betreft. Het is een punt uit de Markerechten van Dorth (1499): op de heiligendagen die in acht genomen worden, is het verboden turf te graven; de boete is een ton bier en verlies van de gegraven turf.
Zo werd aan de hand van een aantal voorschriften uit Markeboeken het reilen en zeilen van de Markegenootschappen uit onze omgeving verduidelijkt. Deze gang van zaken week niet af van die in overig Oost-Nederland.
Gezien het lange voortbestaan van de Markegenootschappen voldeden deze regelingen blijkbaar goed. Pas in het begin van de 19de eeuw werd aangedrongen op verandering. In de loop van de 19de eeuw werden nagenoeg alle gemeenschappelijke gronden verdeeld en de Markegenootschappen opgeheven. De voormalige (woeste) markegronden worden nu heel anders gebruikt.
De broekgronden, op de topografische kaart bijvoorbeeld Leestense Broek en Emsbroek, veranderden in weilanden; de veldgronden: Warkense Veld, Gorsselse Heide, werden tot bos.
Marke Angeren en Wolfeler
Angeren lag tussen de Eefse beek en de Berkel en is nu onherkenbaar door uitbreidingen van Zutphen, het Twenthekanaal en enkele spoorwegen. In 1913 wordt opgemerkt dat de Marke in 1819 verdeeld werd en dat zelfs de naam is verdwenen.
In het zojuist aangegeven gebied van Angeren werd ook nog een Wolfelermark onderscheiden. De grond voor het bestaan van deze Marke wordt gevonden op een memorie uit 1719, waar de Wolfelermarke als een afzonderlijke Marke werd beschouwd. In een portefeuille van een proces uit 1628-1630 bevinden zich zelfs twee stukken uit 1384 en 1399, waarin gesproken wordt van een Wolfelermark.
Deze beide oude stukken gaan echter alleen maar over rechten op een stuk veldgrond. In de memorie van 1719 valt alleen de naam Wolfelermarke als die van de leveranciers van fondsen aan de kerk van Warnsveld. Stukken waaruit het functioneren als een Marke zou moeten blijken, zijn niet voorhanden, zodat we de Wolfelermarke toch niet als een Marke in de normale zin van het woord kunnen beschouwen.
Marke Risselt
De eerste vermelding van een gebouw in Eefde stamt uit 1105. Dan wordt bij de bouw van de Walburgkerk te Zutphen een oorkonde opgemaakt waarin “Rislo” (Het Rijsselt) wordt genoemd. De uit de 14e eeuw afkomstige sarcofaag bij de aula van de begraafplaats van Gorssel is opgegraven nabij ‘Het Rijsselt’. Huize ‘Het Rijsselt’ is in 1850 afgebroken.
Marke Eschede
De meest noordelijk gelegen Marke, van de Eefdese Marken. Liep door tot in het huidige dorp en grensde aan de Brynckstal, later de uitspanning de Roskam. ’t Eschede is een van de oudste huizen in die buurt en staat reeds in 1046 vermeld in een oorkonde.
Dit huis was er al, nog voordat er een kerk in Gorssel bestond en was vroeger het eigenlijke centrum van die buurt. Deze marke hield zich met name bezig met dijkwerken en aanleg en beheer van kribben en waterwerken.Op verzoek van de Drost van het kwartier van Zutphen werd op den 19e van de Grasmaand (mei) 1809 aan de markerichter van Eschede gevraagd een gezamenlijke conferentie te benoemen met de markerichters van Eschede, Aevede, Rijselt, Epse, Gorssel, Almen en Harfsen, betreffende het treffen van voorzieningen ten aanzien van de waterstaat, gehoudende op den 13 van de Weidemaand (juni).
Het “erfmarkenrigterschap” van de marke Eschede was verbonden aan dit huis, tot aan de opheffing van de marke in 1842.
Bron: Regionaal Archief Zutphen en oudheidkundige vereniging de Elf Marken.
Bier, gruit en gruitrechten
Gruit is een mengsel van diverse kruiden met vooral gagel en rozemarijn en verder streekgebonden kruiden, zoals bijvoorbeeld duizendblad, serpentijn, laurierbessen, dennenhars, salie, lavendel, jeneverbes, kaneel, nootmuskaat, struikheide, enz.
Gruit was het kruidenmengsel dat vroeger met name door de monniken (en de tijd ervoor) werd gebruikt bij het brouwen van bier. Toen de hop werd ontdekt, zo rond de 13de eeuw, werd er steeds minder gruitbier gemaakt.
In 1421 verpachtte de Zutphense onderrentmeester Andries Yseren (naar Yserenstraat Eefde) de gruitrechten in Zutphen voor vijftig pond per jaar, namens de Graven van Zutphen. Zutphen bezat destijds ongeveer 26 bierbrouwerijen en enkele herbergen buiten de stadsgrenzen hadden ook gruitrechten weten te bemachtigen, zoals tolboerderij, herberg en logement “de Laatste Stuiver”.
Het drinken van gruitbier raakte tegen het midden van de vijftiende eeuw in onbruik. De Zutphense brouwers waren massaal overgestapt op het brouwen van hopbier.
Voor de bereiding van het middeleeuwse bier werden diverse mengsels van tarwe, haver en gerst gebruikt. De granen werden in vochtige, warme ruimten tot ontkieming gebracht en vervolgens gedroogd en vermalen. De aldus ontstane grondstof werd met het gemalen kruidenmengsel gekookt en op deze wijze verkreeg men de mout, die voor de verdere bereiding van het bier noodzakelijk was. Het hoofdbestanddeel van gruit was meestal “gagel”(Myrica Gale L.), wat hier in de omgeving welig tierde op de moerassige gronden rondom Zutphen.
De introductie van hop
In de late middeleeuwen nam hop (Humulus lupulus) de plaats van gruit in het brouwproces over. De brouwer gebruikte de hopbellen, de gedroogde bloemen van de vrouwelijke hopplant.
De techniek van het brouwen met hop bereikte in het begin van de veertiende eeuw vanuit Noord-Duitsland onze streken. Al snel werd in de noordelijke Nederlanden hop geteeld, de eerste vermeldingen dateren van omstreeks 1325. Later nam de Hollandse hopteelt een hoge vlucht. Ook in de onmiddellijke omgeving van Zutphen werd hop verbouwd. De toepassing van hop maakte bier niet alleen lekkerder maar ook langer houdbaar. Hop maakte vervoer van bier over langere afstanden mogelijk.
Poorters klokje Zutphen
Als je ’s avonds in Zutphen buiten bent kun je, afhankelijk van de windrichting, het Poortklokje horen. De klok die ’s avonds tussen kwart voor tien en tien uur Iuidt, herinnert aan de tijd dat de stadspoorten ‘s avonds sloten. Zo werden de mensen, die buiten de poort waren, gewaarschuwd. In 1611 wordt meester Pieter Pallandt wonende in het Broederen Clooster gevraagd om “’s avonds aldaar een half uur voor het Poort sluiten de klokke te doen Iuyen om die daar buiten zijn te waarschouwen en zulks tegen 1 goudgulden ’s maands”.
Want het is ook een signaal. De dienstboden weten dan dat ze hun laatste ronde moeten maken. ln sommige kringen is het de gewoonte dat, als de vrouw des huizes jarig is, de visite tijdens het luiden opstapt. Is de man jarig dan gaan de heren zich wat vertreden en maken de dames de koffietafel klaar. De officiële naam is Poortklokje. In Zutphen wordt vaak gesproken over het Poortersklokje.
Huzaren
Garnizoensstad Zutphen kende een lange historie als vesting- en garnizoensstad. Eeuwenlang heeft de stad vrijwel onafgebroken een militair garnizoen gehuisvest. Vooral in vroeger eeuwen was Zutphen vaak het middelpunt van krijgshandelingen. Zutphen had als garnizoensstad een lange traditie in militaire legering en bescherming. Zo hebben de Huzaren van het 4e Regiment Huzaren van het garnizoen Deventer en Zutphen & van het 1e Regiment Dragonders, geruime tijd in Zutphen vertoeft.
Huzaar is een van oorsprong Hongaars woord en staat voor vrijbuiter; rover en zeeschuimer. Dit geeft ook wel de moraal van deze groep soldaten weer… Het excercitie terrein van deze Huzaren lag buiten de stadspoorten van Zutphen en wel op het Wolsackse Velt. Daar is hun “schiete bult” ook nog in het bos naast het voetbalveld zichtbaar aanwezig.
Tot zo ver een beknopte samenvatting van het oorsprongsverhaal van het Eefdese Markebier. Voor meer en uitgebreidere info wordt verwezen naar de oudheidkundige vereniging “de Elf Marken” in Gorssel.